Met opa op vacantie naar de as-mogendheden

Heemvriend Jos Maalderink schrijft graag over genealogie – de extreem hemige activiteit genealogie. Hij schreef er laatst al een geweldig stuk over voor dagblad Trouw, en het is dan ook zeker niet zonder trots – wat zeggen we: het is met veel trots – dat we nu een nieuw stuk van Jos mogen publiceren, aanbieden, te lezen voorschotelen. Zie hier: een stuk over de reis die Jos’ overgrootvader maakte naar de asmogendheden, compleet met prachtige herinneringen aan Jos’ opa en oma!

Al een half jaar lang ben ik obsessief het leven van mijn voorouders aan het reconstrueren. De mooiste vondsten zijn degene die het verleden in al hun rommeligheid tonen, die laten zien dat mensen op dezelfde manier in elkaar zaten zoals mensen nog altijd in elkaar zitten.

In de zomer van 1938, toen donkere oorlogswolken zicht samenpakten boven Europa, maakte mijn opa een mooie treinreis door de asmogendheden, de landen die na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog aan de zijde van Nazi-Duitsland vochten. Hoogtepunt van de rondreis was Boedapest. Dat hij daar als jongeman een keer is geweest wist ik al langer. Tussen de foto’s en documenten die mijn grootouders hebben nagelaten zat een fascinerende foto op het Vissersbastion in Boedapest. Mijn opa staat tussen een groep goedgeklede mensen, met een sigaret tussen zijn vingers en een pennenstreep boven zijn hoofd.

Kort geleden ontdekte ik dat hij op diezelfde reis ook in Venetië is geweest. Bij mijn moeder op zolder vond ik een paar ansichtkaarten uit de jaren 30, waaronder eentje die mijn opa augustus 1938 vanuit de stad van de Heilige Marcus stuurde aan zijn ouders. Hij schrijft dat het weer erg warm is, de reis erg mooi, en dat ze dinsdag naar Boedapest gaan. Ze zullen verblijven in Hotel Royal en vraagt zijn ouders hem te schrijven. De Italiaanse posterijen hebben met hun poststempel op mijn opa’s kaart reclame gemakt voor de vrijetijdsorganisatie van de PNF, de Partito Nazionale Fascista.

Ik heb mijn opa nooit gekend,. Hij is overleden in 1975, elf jaar voordat ik ben geboren. Voordat ik de ansichtkaarten vond, waren brieven die hij in 1942 stuurde aan mijn oma en aan zijn ouders de oudste handgeschreven teksten die ik van hem kende. Zijn vroegere leven kon ik redelijk reconstrueren omdat we een aantal foto’s hebben, mijn oma veel over hem vertelde en omdat verhuizingen en examenuitslagen vroeger in de krant stonden. De ansichtkaarten waren een mooie kans om mijn beeld van mijn opa’s leven kort voor de Tweede Wereldoorlog aan te vullen. Ik weet dat hij direct na de Duitse inval in mei 1940 een brief met zijn gedachten stuurde naar zijn ouders, maar helaas is die niet bewaard gebleven. Wat deed mijn opa in 1938 met een groep mensen in Italië en Hongarije? Ik hoopte op iets niet al te fascistisch.

Ik besloot de zoektermen ‘Venetië’, ‘Boedapest’ en ‘katholieke’ in Delpher te gooien en te filteren op resultaten uit 1938. Zo ontdekte ik deze advertentie van de Nederlandsche Reisvereeniging voor Katholieken. ‘Uw Vacantiedroom. Onder katholieke deskundige leiding.’ Veertien dagen naar Bazel, Lugano, Milaan, Venetië via Triëst naar Boedapest. Op de terugweg deed het reisgezelschap, drie maanden voor Kristallnacht, Neurenberg en Keulen aan. En dat voor slechts f 122 (plus f 3,- administratiegeld). In de advertentie staat een uitgebreide planning zodat ik de foto nu kan dateren: ‘Donderdag 11 augustus: Voormiddags bezichtiging Koninklijken Burcht en Visschersbastion. Des namiddags gemeenschappelijke lunch in Hangli-Kioszk aan den Donau; vervolgens per schip uitstapje naar de beroemde wijnkelders van Boedafok, waar onze deelnemers de gasten zijn van het Hongaarsch Ministerie van Landbouw en uitgenoodigd worden den wijn te proeven’. 

Mijn opa was in de zomervacantie van 1938 30 jaar oud en vrijgezel. Hij was geboren in Sappemeer. Omdat hij wat meer van de wereld wilde zien was hij naar Utrecht verhuisd waar hij werkte als onderwijzer. Ergens rond de tijd dat hij zijn vacantie maakte, leerde hij mijn oma kennen. Mijn oma was de jongere zus van zijn collega Jo. Mijn opa was bij Jo thuis uitgenodigd voor een vergadering van de katholieke onderwijzersvereniging. Jo had mijn oma, onderwijzeres in opleiding, meegesleurd naar de vergadering ‘als stemvee’. De vonk sloeg nog niet over, daarvoor moest eerst de Tweede Wereldoorlog uitbreken.

In september 1939 viel Duitsland Polen binnen en mobiliseerde het Nederlandse leger, precies aan het begin van het schooljaar. Een collega van mijn opa en Jo moest in dienst en viel daarom onverwacht uit. Mijn oma vulde die vacature in. Zo werden mijn grootouders collega’s. In 1942 sloeg de vonk tenslotte over, en in 1946 zijn ze getrouwd. Tijdens het bruiloftsfeest maakte de familie van mijn opa grapjes over hoe lang hij vrijgezel was gebleven.  

Kwam ons ventje met vacantie thuis,
Dan was ’t in de omgeving lang niet pluis
De buurvrouw had al gauw vernomen,
Dat Henkie nog geen meisje had genomen
Ze liet een aantal nichtjes komen
En deze wichtjes gingen dromen
Van geluk in het nabij verschiet
Maar ons Henkie moest ze niet
Als vrijgezel, dus zonder vrouw,
Bleef hij de vrijgezellenclub trouw

Ik weet niet of mijn opa niet geïnteresseerd was in vrouwen of te onzeker was of een combinatie van beide. “Hij is gewoon te druk met boeken”, zei mijn moeder eens over mij toen haar door een hoogbejaarde, nooit gehuwde Mexicaanse dame werd gevraagd waarom ik (toen 21 jaar oud) geen vriendin had. Ik denk dat mensen destijds ook zo over mijn opa spraken.

Uit de oudste brieven die hij aan mijn oma schreef, krijg ik de indruk dat hij bang was iets verkeerds te zeggen. Maar mijn oma bleek een schot in de roos, en mijn grootouders moeten een gelukkig huwelijk hebben gehad.

Mijn opa zal zijn leven als vrijgezel op een andere manier hebben genoten. Een onderwijzerssalaris was in die tijd voldoende om een gezin te onderhouden. Eind jaren 30 woonde mijn opa in de kost op de Abstederdijk in Utrecht, bij de schoonzus van zijn schoonzus. Opa had dus tijd en geld om stuk te slaan op mooie vacanties. Uit een andere ansichtkaart weet ik dat hij in de jaren 30 ook een keer in Engeland is geweest.

‘Er zullen wel boeken over verschijnen’

Als ik nadenk over de vacantie die mijn opa aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog maakte door de asmogendheden, voelt de afstand tussen verleden en heden heel klein. We hebben de afgelopen jaren de coronacrisis over ons heen gehad, Rusland is Oekraïne binnengevallen en de effecten van de klimaatcrisis worden steeds duidelijker. En toch leven wij door alsof er niets aan de hand is.

Dezelfde reis die mijn opa in 1938 maakte is een jaar later nog een keer georganiseerd, las ik in de krantenarchieven van Delpher. Op 20 augustus 1939 stapte het reisgezelschap in Nazi-Duitsland in de trein om later die dag in Arnhem behouden thuis te komen. 10 dagen later viel Duitsland Polen binnen en was de Tweede Wereldoorlog een feit. Wat deden mensen kort voor de Tweede Wereldoorlog? Hetzelfde wat we deden tijdens de coronapandamie en aan het begin van de klimaatcatastrofe: op vacantie. “History does not repeat itself, but it rhymes”, luidt de wijsheid die ten onrechte aan Mark Twain wordt toegeschreven.

Mijn opa heeft veel vastgelegd over zijn leven tijdens de Tweede Wereldoorlog. We hebben de briefwisseling met mijn oma en ook een en ander aan correspondentie met zijn ouders. Als hij kort na de slag om Arnhem schrijft, vraagt hij zijn ouders expliciet de brief te bewaren voor later. Op zolder bij mijn moeder ligt een kartonnen doos vol kranten die hij tijdens de oorlog heeft bewaard, van NSB-spreekbuis Volk en Vaderland tot illegale verzetskrantjes. De verzameling begint met Volkskranten uit augustus 1939, een paar dagen voor de Duitse inval in Polen. Uiterlijk in de laatste week voor de Duitse inval in Polen dacht mijn grootvader dus: ‘foute boel, dit moet ik bewaren voor later’. 

Van oktober 1944 tot februari 1945 hield mijn opa in twee schriftjes zijn dagelijks leven bij. ‘Enfin, over deze tijd zullen later wel boeken verschijnen’, schrijft hij als hij in het begin van zijn dagboek heel kort de Tweede Wereldoorlog uitlegt. De rest van zijn leven heeft hij geprobeerd te snappen wat er gebeurd is. In de dozen met oorlogskranten zitten meerdere boeken die na de oorlog verschenen zijn. Bij mijn oma in de boekenkast stonden vroeger alle 26 banden van dr. Loe de Jongs ‘Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog’.

Hitlerwetter

Het was in de zomer van 1938 erg heet in de asmogendheden. Het reisverslag dat na terugkomst in de krant verscheen spreekt van het ‘schoonst denkbare zomerweer’. Niks geen donkere oorlogswolken, de foto op het vissersbastion in Boedapest is genomen in de stralende zon. ‘Hitlerwetter’ noemde men zulk weer destijds in Duitsland. Die middag is mijn opa met het hele gezelschap naar wijnproeverij geweest op het Hongaarse ministerie van Landbouw. Toenmalig minister Sztranyavszky Sándor zou in november 1938 aftreden uit protest tegen de groeiende politieke invloed van Nazi-Duitsland in zijn land. 

In het krantenartikel dat na afloop verscheen is te lezen dat de algemene reisleider ‘ietwat ontdeugend’ vroeg of hij ‘eventuele ondertrouwkaartjes’ ook toegezonden kreeg. Kennelijk waren in het reisgezelschap, waar ongetrouwde mannen en vrouwen deel van uitmaakten, relaties onstaan. Mijn opa keerde in ieder geval als vrijgezel terug van zijn vacantie naar de as-mogendheden. Hij had op dat moment precies de leeftijd die ik had toen ik mijn partner leerde kennen. Mijn laatste vacantie als vrijgezel was naar Valencia, met het vliegtuig. Het was bloedheet en niet eens zo leuk.

Waar mijn opa’s familie in de jaren 30 politiek stond weet ik niet zeker. Kort na de oorlog heeft mijn opa één keer CPN gestemd, omdat de communisten zo actief waren geweest in het verzet, maar dat was zijn jeugdzonde. Zijn ouders hadden in 1937 hun 45-jarig huwelijk gevierd met een vacantie in het Sauerland, ook al in Nazi-Duitsland. Dat had nogal voeten in de aarde, want mijn overgrootouders spraken geen Duits en mijn overgrootmoeder was bovendien bang om in een auto te stappen. Tijdens de bezetting schreven zijn ouders een aantal keer over de Jodenvervolging in Hoogezand en Sappemeer en hoe verschrikkelijk ze dat vonden. De Joodse familie De Beer, met wie zij bevriend waren, werd in Auschwitz vermoord. 

Van mijn oma’s familie ken ik meer verhalen uit eerste hand. Ik heb haar nog lang meegemaakt en ze vertelde graag over de crisisjaren en de oorlog. Mijn oma kwam uit een politiek nest. Haar vader was begonnen als smid, leidde een staking en wist via de katholieke vakbond en de Roomsch-Katholieke Staatspartij omhoog te klimmen op de maatschappelijke ladder. In 1935 stond hij in Utrecht op de provinciale lijst van de RKSP, precies de verkiezing waarin de NSB haar beste resultaat haalde. Ik weet dat mijn oma’s familie in de jaren 30 de NSB ten strengste afkeurde en dat de moeder van mijn oma al voor mei 1940 was begonnen met hamsteren. Zij vertelde altijd hoe bang ze waren als ze ‘Hitler op de radio hoorden brullen’. Misschien is het grootspraak achteraf. Als mijn oma’s familie daadwerkelijk de Duitse inval in Nederland zag aankomen hoorden ze in ieder geval bij een kleine minderheid.

“Hij wilde altijd zien wat er gebeurde”, vertelde mijn oma over mijn opa. Hij moet een nieuwsgierige man geweest zijn. In de laatste dagen van de oorlog fietste hij door een mijnenveld van Hoogezand naar Groningen, gewoon omdat hij wel eens wilde zien of die stad al bevrijd was. Ik denk ook dat mijn oma’s intelligentie een van de dingen was die hem in haar aantrok.

Ik weet niet wat mijn opa vond van de hakenkruisvlaggen en de Italiaanse fascistische propaganda die hij tijdens zijn vacantie in 1938 gezien moet hebben. Ik denk niet dat hij zich in 1938 erg bezig hield met de dreiging van oorlog en genocide. Maar hij zal ongetwijfeld zijn ogen goed de kost hebben gegeven. Maar de kaart en de foto die mijn opa aan die vacantie heeft nagelaten, helpen in ieder geval om hem én de wereld van 1938 iets beter te leren begrijpen. Ik zou die reis graag met hem gemaakt hebben. Nog liever zou ik met hem gesproken hebben over die reis, over die tijd.

Jos Maalderink is historicus en journalist, redacteur voor De Speld en hij speelt ‘de broer van Roel’ in het VPRO-programma Plakshot.

De zonnegod van Woerden

Aspirant-heemkundige Tim Fraanje (tevens muzikant, schrijver, journalist) vertelde ons over zijn verlangen een bedevaartstocht naar Woerden te maken, waar hij een altaar voor een zonnegod wilde bezoeken. Hij wilde in de zonnegod gaan geloven. Waarom wilde hij in de zonnegod geloven? Wat zocht hij bij dat altaar middenin een woonwijk in Woerden? Dat was niet volledig duidelijk, maar dat het een goede heem-missie was, stond vast. Omdat de zonnegod voor Tim ook met de energietransitie te maken had, heeft de zachte lancering van dit verhaal plaatsgevonden in het Solar Pavillion van Marjan van Aubel op Dutch Design Week. Staand in een soort tempel voor de zon, vertelde Tim over de zonnegod. Dat verhaal was sterk ingekort, maar hier is de hele versie, volledig te lezen. Doe het nu!

I. Openbaring 

Er zijn op zich wel meer mensen die begaan zijn met het altaar voor de zonnegod. Sylvia Vos uit Woerden bijvoorbeeld, die er het artikel “Wat doet die steen vol letters midden op de stoep bij de molen” over schreef op Indebuurt. Ze maakt melding van een historicus uit Bodegraven, zonder wie het altaar er überhaupt niet meer geweest zou zijn. Het is gevonden in 1988, toen het terrein rond de voormalige gasfabriek gesaneerd werd. De historicus, kennelijk een verwoed liefhebber van graafwerkzaamheden, was er getuige van hoe een stuk natuursteen vanonder het zand tevoorschijn kwam, dat hij, zo wil het verhaal, onmiddellijk herkende als zijnde een historisch Romeins altaar. Daarmee voorkwam hij dat het werd afgevoerd met de rest van het opgegraven puin. 

Er zijn op zich wel meer mensen die begaan zijn met het altaar voor de zonnegod, maar ik ben nog niemand tegengekomen die serieus speelt met het idee om de zonnecultus van Sol Invictus Elagabal – de onoverwinnelijke zon – opnieuw in te voeren. Je begint niet zomaar een zonnecultus, daar ben ik me terdege van bewust. Maar het wordt hoog tijd. Sinds de goden dood zijn wordt de mensheid geplaagd door nutsdenken en de zucht naar geld. Dat zorgt ervoor dat de energietransitie stroperig verloopt. Wetenschappers kunnen nog zoveel alarmerende rapporten uitbrengen, beleidsmakers kunnen nog zoveel CO2-doelen stellen, uiteindelijk is er altijd wel weer een praktisch bezwaar te verzinnen. Als zonnepanelen altaren zijn om de energie van de zonnegod te ontvangen, mag het allemaal best wat kosten en zal niemand twijfelen aan het belang of het resultaat. De zonnegod verlangt het nu eenmaal. 

Ik heb me een beetje ingelezen en de meest geschikte zonnecultus voor onze tijd is volgens mij die van Sol Invictus Heliogabalus – de onoverwinnelijke zon. Die god kwam uit Syrië, net als de Romeinse keizer Heliogabalus, die al op zijn veertiende de troon besteeg en van deze zonnegod de belangrijkste god van het Romeinse rijk maakte. Sol Invictus Heliogabalus is destijds helemaal tot in ons land aanbeden, als we op de aanwezigheid van dat altaar af mogen gaan.

Keizer Heliogabalus werd zelf ook vergoddelijkt, en we kunnen dus aannemen dat hij ongeveer wist hoe de zonnegod het graag ziet. Heliogabalus hulde zich uitsluitend in ragfijne Chinese zijde, poederde zijn huid en stiftte de lippen rood. En waar vrijwel alle religieuze leiders ooit er een bekrompen seksuele moraal op nahouden, was Heliogabalus zeer liberaal. Hij trouwde bijna elk jaar met een nieuwe vrouw, liet zich geregeld naakt rondrijden op zijn strijdwagen, en schijnt zijn lijfarts wel eens gevraagd te hebben of die hem kon helpen een geslachtsverandering te ondergaan. Ook prostitueerde Heliogabalus zich in het keizerlijk paleis en liet zijn dienaren op zoek gaan de meest grootgeschapen mannen. Hij schepte zelfs op over zijn verdiensten tegen zijn collega-sekswerkers. Ook gaf de keizer tijdens de zonnewende grote festivals waar hij zelf danste voor het volk en gratis eten uitdeelde. 

De Praetoriaanse garde werd al snel zenuwachtig van het flamboyante gedrag van Heliogabalus. Ze slachtten hem al na een paar jaar af, samen met zijn moeder, en sleepten hun uitgeklede lichamen de hele stad door. Veel van de verhalen zouden wel eens verzonnen kunnen zijn door moralistische Romeinse schrijvers die de keizer nog eens extra door het slijk wilden halen. 

Vanaf de 19e eeuw werd de herinnering aan Heliogabalus juist enthousiast afgestoft. Lawrence Alma-Tadema zette in 1888 zijn favoriete practical joke in weelderige verfstreken op het doek: diner-gasten bedelven onder de rozenblaadjes. Ook wijdde Louis Couperus in 1905 een bijna volledige roman aan Heliogabalus’ dansoptredens, De Berg van Licht, waarbij hij zich flink liet meeslepen door zijn lyrische pen. 

Goud waren zijn haren, goud was zijn mitra, goud was zijn halssnoer, goud was de gordel, die hem langs de liezen liep en hem de illuzie gaf van de sekseloosheid, daar de robijnen schulp hem het lid ving en veronzichtbaarde; goud waren de linten van zijn hoog tot onder de knie strengelend schoeisel. (…) Wie de mysteriën kende, zwolg in extaze; wie niet meer dan zinnelijk was, voelde zijn zinnelijkheid opzwiepen tot een verlangen van razernij: mannen verlangden, vrouwen verlangden; kinderen strekten de handen uit naar het idool. Niemand bereikte het,” schrijft hij bijvoorbeeld.

Laten we er voor het gemak van uitgaan dat de legenden over deze roemruchte keizer op waarheid berusten: dan moedigt de zonnegod precies die eigenschappen aan die ook in onze toekomst van pas zullen komen. Schoonheid, seks, humor, wereldburgerschap, gulheid, genderfluïditeit. 

In theorie zit mijn plan goed in elkaar: het zit snor met de god, ik word de eerste adept. Daarna bekeer ik anderen en zo zal de energietransitie een fluitje van een cent zijn. Maar ik liep al snel tegen een probleem aan: je moet het zelf wel écht geloven.

II. Beproeving

En dus zit ik nu in de stoptrein naar Woerden. Forenzen stappen uit bij Terwijde, Breukelen, denkend aan etenstijden en vergaderingen, bellend over verbouwplannen. Meer en meer begin ik te begrijpen waarom de zonnecultus in de vergetelheid is geraakt. Het is best moeilijk in iets groters te geloven en tegelijkertijd enigszins te functioneren als volwassene in de laat-kapitalistische machine. Vanuit de trein zie ik een oneindige reeks rode bakstenen, strakke grijze pilaren en stalen kozijnen. Misschien had ik mijn pelgrimstocht te voet moeten maken. Op internet zijn routes voor “vinexwandelingen” te vinden die veelbelovend klinken: “Vanaf Leidse Rijn Centrum maken we een golfbeweging naar het dorp Vleuten, via woonvlekken die variëren van sober en uitbundig en van retrobouw tot postmodern”.

Woerden lijkt op het eerste gezicht niet het Mekka van mystieke extase. Twee keer loop ik het altaar van de zonnegod straal voorbij en ik ben niet de enige. Een ouder echtpaar in matchende jassen op elektrische fietsen, een truck met hooi, een vrouw met een rollator, een jongen op een brommer: allemaal rijden ze langs zonder op te kijken. De Romeinse steen met de vervaagde letters lijkt op het eerste gezicht bijna identiek aan het elektriciteitskastje naast het gemeenteplantsoen. Het naambordje van het huis tegenover de steen glanst daarentegen. ‘Kees en Jolanda’, staat erop. Ze zijn niet thuis, de lamellen zijn gesloten. 

Wat nu te doen? Knielen? Terwijl ik me concentreer op de inscripties probeer ik zinnen te horen. Een aanwijzing, een geluid of een teken – iets. Maar dat komt niet. Ach. De acceptatie komt verontrustend snel. Je kunt geen wonderen verwachten van een stuk steen.  

De replica van het altaar in de woonwijk in Woerden (hier te vinden op Google Maps)

III. Het pad van de noviet

“Het stadsmuseum is gevestigd in het hart van Woerden. In dit voormalige 16de-eeuwse ‘Stedehuys’ met schandpaal wisselen historie en kunst elkaar af. Het museumgebouw op zichzelf is al een bezienswaardigheid,” aldus de website beleefwoerden.com. Er is geen woord van gelogen. Het museum is ook nog eens de plek waar het origineel van het zonne-altaar naartoe is gebracht: de steen bij de molen is slechts de replica van een steen, zo bleek toen ik hem nog eens ging googelen. Misschien kan het origineel soelaas brengen.

Aan de balie van het museum zitten twee mevrouwen met welluidende doch vriendelijke stemmen en verzorgde coiffures. “We hebben op dit moment de tentoonstelling Woerden: 650 jaar stadsrechten,” begint de rechtermevrouw trots. “Als u wilt kunt u hier bij het scherm beginnen en daarna verder gaan op de eerste etage.” Met lichte aarzeling beken ik dat ik eigenlijk de steen zoek. De steen van de zonnegod. “Dat is op de Romeinenzolder, helemaal bovenin,” zegt de rechtermevrouw. Ze vertelt me desgevraagd dat er wel meer mensen interesse hebben in de steen en de wat oudere geschiedenis. “Ook mensen van jouw leeftijd.” Op haar gezicht meen ik afkeuring en teleurstelling te lezen, alsof het toch wat ongezond is dat een jongeman in de bloei van zijn leven een halfvergane steen verkiest boven de glorieuze verjaardag van de Woerdense stadsrechten. “De afdeling van de Romeinen is ook mijn favoriete afdeling hoor.” knipoogt de linkermevrouw.

Ik bedank de mevrouwen en spoed me de houten wenteltrappen op. De treden kraken en eenmaal moet ik mijzelf tegen de muur drukken om een passerende toerist door te laten. Verder kom ik zonder veel ongemakken boven. En daar staat ‘ie dan, het origineel: onder een spotje en naast een kartonnen Romeinse soldaat zonder hoofd. Je kunt je eigen hoofd ervoor in de plaats leggen, voor een geinig museumkiekje. 

“Op de rechterkant van de altaarsteen staat de vlag van vaandeldrager Bassus, de persoon die het altaar wijdde. De linkerkant is versierd met een bijl en een beschadigd mes. Dit verwijst naar een offerritueel waar ook de uitgehouwen kom aan de bovenkant voor bedoeld is,” verklaart een bordje onder de steen. Ook leer ik dat de zonnecultus gewoon naast andere religies werd beleden, wat nog een extra argument voor herinvoering is. De steen zelf zegt niets. Geen mysterieus stilzwijgen, gewoon het zwijgen dat je van een steen verwacht. Er landt een vlieg op. Een gewone vlieg, niet het eeuwenoude symbool van de dood. 

Ik besluit wat meer informatie in te winnen over dat offer, dat zal mijn oprechte geloof in de wonderen van de zonnecultus wellicht kunnen aanwakkeren. Blaise Pascal zei over het katholicisme dat alleen het knielen en het uitvoeren van de rituelen je al tot een gelovige maakt. Misschien is dit ook hoe de zonnecultus werkt. 

In een aan Sol Invictus verwante zonne-religie, de Mithras-cultus, speelde het slachten van stieren een belangrijke rol. Dat is af te leiden uit de fresco’s en reliëfs die zijn aangetroffen in de grotto’s waarin ze hun plechtigheden hielden. Er is onder historici discussie over de vraag of er ook daadwerkelijk stieren werden geslacht. Dat de eventuele offers niet ín de grotto werden uitgevoerd staat als een paal boven water. Ik luisterde recent een podcast over de cultus, die voor een groot deel gewijd was aan de vraag of het mogelijk was om tientallen liters bloed op te ruimen in een ondergrondse tempel zonder ventilatie of afvoerputje, waar bovendien nog je ceremoniële maaltijden moet nuttigen. Het antwoord: nee. Ook nu levert de hoeveelheid rotzooi die zo’n offer geeft problemen op. Wat moeten Kees en Jolanda er wel niet denken als ik op hun stoep de nek van een volwassen mannetjeskoe aan het doorzagen ben. 

Gelukkig hebben de mevrouwen van de balie na kort beraad met de conservator goed nieuws. “Ze gebruikten waarschijnlijk esoterische oliën (sic.), maar als u een e-mail stuurt kunnen we uw vraag misschien nog preciezer beantwoorden.” Ik zeg dat ik zal mailen en zet mijn missie om de zonnecultus in te voeren ondertussen  voort. 

IV. Offer

Op de drempel van het stadsmuseum wordt mijn huid verwarmd door onze dichtstbijzijnde ster, terwijl mijn hart koud blijft. “Waar nu, zoals onze wijzen zeggen, een zielloze vuurbal rondjes draait, zwenkte toen een gouden wagen, Helios in stille majesteit.” Weemoedig mompel ik de zinnen van Friedrich Schiller terwijl ik in het Woerdense winkelgebied op zoek ga naar esoterische etherische oliën. De inwoners hebben andere dingen aan hun hoofd dan de onttovering van ons wereldbeeld. “Fuck autoluw,” is er te lezen op een spandoek dat aan het balkon boven de lokale supermarkt hangt. En: “14 plekken niet genoeg”. 

Het assortiment van de supermarkt blijkt niet te zijn ingericht op adepten van in vergetelheid geraakte religies: etherische olie kan ik er niet vinden. Ook hebben ze geen bijl, die volgens de steen een rol zou moeten spelen bij het offeren. Ik besluit me enige heterodoxie te veroorloven en koop rozen voor de zonnegod. Luxe rozen, à 5 euro per bos, want bezuinigen op een offer is het laatste wat je moet doen. 

Op een grasveldje bij het water slacht ik de rozen. Rood vettig sap druipt tussen mijn vingers door terwijl ik de blaadjes van de stengels snijd met een bot mes: de esoterische oliën die de zonnegod zullen lokken. Als ik opsta en me omdraai om naar de steen tegenover de molen te lopen kijkt een jonge vrouw in één van de Woerdense huizen me fronsend na vanachter de vitrage. 

Rozen op het altaar, Instax-foto door Tim Fraanje

V. Boodschap

Daar zit ik dan, op mijn knieën voor een steen vol letters midden op de stoep bij de molen. Het ziet er vast zonderling uit, maar het verkeer raast achter me voorbij zonder vaart te minderen, zonder te toeteren, zonder me op te merken. Met twee kaarsen heb ik de steen geprobeerd een wat sacralere uitstraling te geven. Nadat ik er even heb gezeten begint de zon te schijnen. En dan… gebeurt er wat. Er resoneert iets. Ik voel iets. Ja, volgens mij is dit het dan. Ik ontvang een bericht van de zonnegod. “Gaat heen, plaats zoveel mogelijk zonnepanelen, zo snel mogelijk. Dan zal ik jullie gratis energie schenken.” Dat zei-ie. 

Gegadigden voor mijn cultus kunnen aanmelden via de mail. Je wordt dan op de hoogte gehouden van verdere ontwikkelingen. 

Nog eens dank aan Marjan van Aubel van de Solar Movement voor de kans te spreken tijdens Dutch Design Week. Je aansluiten bij Marjans zonnebeweging kan hier

P.s.

De mensen van het Stadsmuseum hebben inmiddels archeoloog Marenne Zandstra van het Valkhof in Nijmegen geraadpleegd. Het blijkt dat dit soort “votiefaltaren” waarschijnlijk alleen maar een symbolische weergave waren van een echt en groter altaar waarop bijvoorbeeld stieren, varkens en schapen werden geofferd. Schedels van deze dieren werden gevonden bij de Romeinse tempel onder de Grote Kerk in Elst. De steen in het museum zou herinneren aan een belofte die gedaan werd aan de god in kwestie. Kennelijk heeft Sol me mijn wat onbeholpen ritueel vergeven en toch zijn wijsheid met ons allen gedeeld. 

Tim in het Solar Pavillion

Goed gesproken Tim! Bedankt Marjan!

Steun de heemkunde door u in te schrijven voor de nieuwsbrief, of door ons te volgen op Instagram of Twitter, of door te doneren voor de hostingkosten. Het is niet superduur, maar daar staat tegenover dat een kleine donatie prima is. Groetjes!

Koningsdag onderzocht aan de hand van enkele opgemerkte pleziertjes

De heemkunde is toch ook bedoeld om iets wat je opmerkt te kunnen delen, en toevallig is het grote, grote plezier van Koningsdag de eindeloze reeks mogelijkheden om dingen op te merken. We hebben dan ook veel opgemerkt, en met genoegen presenteren we hier een ingekorte lijst van die pleziertjes, want het plezier van het opmerken zit hem natuurlijk ook in het delen van het opgemerkte. Maar dat zeiden we al.

1 Mensen zijn de praatjes een beetje verleerd (of wijzelf zijn de praatjes maken een beetje verleerd)

Het kan de leeftijd, de beperkte kater, iets weggestopte kennis van een pandemie of oorlog in Oekraïne of de extreme acuutheid van de klimaatcrisis of een andere tegenslag in het leven zijn – in ieder geval leek men de praatjes maken een beetje te zijn verleerd. Strikt anekdotische aanwijzingen voor deze stelling zijn:

– de vrouw die heel licht aangeschoten vanachter haar kleedje een shirt dat inderdaad vagelijk aan een cowboyshirt deed denken. “Would you like to wear this shirt, cowboy?”, vroeg ze, en we deden alsof we op een paardje reden en nadachten over de koop en liepen zo door, met een halve glimlach op het gezicht die verstarde en weggleed toen het oogcontact met de cowboy-vrouw verbroken was. 

– De man die bij het klaarmaken van onze poffertjes zei, op de toon van iemand die een leuke witz ging vertellen: “Nou, er kwam dus net een man langs die zei, deze is voor m’n schoonmoeder, dus doe er maar alles op, boter én suiker!” En we glimlachten hartelijk en lachten hardop zo ver als de beleefdheid en hoe we dat aanvoelden toelieten maar ook hier verstarde de lach snel omdat we er gewoon niet zoveel van snapten. Het leek een soort schoonmoeder-grap, maar was het dan goed of juist slecht dat er zowel boter als suiker op de poffertjes zaten? Onduidelijk. 

– Een oudere man die uitlegde dat een penning met cyrillisch schrift die we aanwezen feitelijk uit Odessa kwam, en dat de vrouw die die verkocht – een oudere vrouw die naast hem zat – daar nog gestudeerd had. Gegeneerd sloeg ze hem op zijn dij, en toen we nog heel even verder keken merkten we op dat de sfeer daar zakte en zakte. We zijn maar weggelopen, een gesprek dat we niet eens aangingen, wel zagen, geen deel van uitmaakten. 

Nou ja, anekdotisch bewijs. Het zal bij nader inzien wel aan onszelf liggen.

2 Hondje Tessa is overleden en de eigenaar gaf haar speeltjes gratis weg

Voor ons stonden twee mensen in een bak hondenspeeltjes te graaien en we hoorden de verkoper zeggen dat ze ze gratis mee mochten nemen, omdat haar hondje was overleden. We vroegen haar hoe dat zat, en de vrouw legde uit dat Tessa in augustus van vorig jaar is overleden. Ze had haar ‘met zeven maanden’ gered uit een ‘Spaanse dodencel’ en toen we door onze blik van medeleven heen toch nog vragend keken legde de vrouw uit dat ‘een dierenleven in Spanje niks waard is’, maar dat Tessa toch nog een hele mooie 15 jaar had geleefd. “Ik denk nog elke dag aan haar”, zei ze. 

3 De obscene afbeelding op ‘Marco’s grillkippen’-kraam is naar verluidt zo’n dertig, veertig jaar geleden ergens in Duitsland getekend

Op de kraam van Marco’s grillkippen is een zeer maffe kip te zien die in een autootje rijdt waarachter, in het aanhangertje, obsceen genoeg een gebraden kip te zien is. We rekenden een blikje cola af en vroegen of de medewerker in de kraam wist wie die afbeelding had gemaakt. “Dat moet dertig, veertig jaar geleden in Duitsland zijn gedaan door iemand, want daar komen al onze grill-kramen vandaan”, legde de medewerker uit, en hoewel dat alsnog niet helemaal begrepen, voelden we ook wel dat er misschien soms ook niet bijster veel meer te vertellen is. Lezer, de kans bestaat natuurlijk dat we op een dag naar Duitsland rijden om tot de bron te komen van deze afbeelding, maar u voelt zelf natuurlijk ook al aan dat die kans heel erg klein is. 

We laten het beeld gewoon nog even op ons inwerken: 

4 Met de juiste kinderinzet verkoop je ons (bijna) alles

Heem-maatje Matthijs is op een meta-ironische manier fan van Airbud, dus toen we een dvd in deze reeks zagen liggen maakten we snel een foto. Een kind van de stand kwam aangesneld om te melden dat die dvd 50 cent kostte en toen hebben we er een euro voor gegeven. Elders zong een kind, nou ja, een tiener, met iets te hoge inzet een gevoelde cover van Hotel California van The Eagles, en om die versie moesten we dusdanig hard lachen dat we met ingehouden grijns snel langs de plek van de muziek liepen om te voorkomen dat we onszelf en de zangeres pijn zouden doen, dus de waarheid inzake of kinderen helpen alles te verkopen zal wel weer in het midden liggen. Matthijs, de dvd komt snel naar je toe!

5 Aan de hoeveelheid die er aangeboden wordt te merken zijn boeken populairder dan ooit

Misschien meer een tweet dan een observatie, en misschien een wat vreemde satirische eend in de bijt, maar lachen toch? Mijn god wat zijn er veel boeken. 

6 Om 14.30 u komen de allerbeste spullen naar boven

Wist u dat sommige verkopers spullen ‘achterhouden’ zodat zij om 14.30 u nog wat ‘verse spullen’ op hun kleedje kunnen leggen, speciaal voor de mensen die wat later waren? De half drie-ploeg knows what’s up. Strictly need to know. Er zijn meer spullen dan dat er biomassa is he. In India is een levensgevaarlijke hittegolf gaande die ook de graanoogst bedreigt en het is nog niet eens zomer. 

7 Deze doos met 8 paarden is geestig, maar verliest aan veel hilariteit doordat het een Chinees product is (en ik kan dat niet volledig verklaren)

Deze doos met acht paarden zou echt veel geestiger zijn als het niet een Chinese vertaling was. ‘Voor liefhebbers van 6 a 7 paarden is er nu’.

8 Deze vorm van karikatuur zie je amper nog

Deze vorm van karikaturen tekenen zagen we vroeger voor ons gevoel veel meer, met name bij straattekenaars die mensen dan lollig natekenden, maar ook wel elders in het publieke domein, misschien op posters en flyers en dergelijke? Ooit was dit een stand-in voor ‘humor’, dat men het zag en dacht: ojee, dit is zeer jolig, we begeven ons nu in jolige sferen, maar tegenwoordig zie je het gewoon niet meer zoveel, misschien omdat het nooit zo jolig was als we dachten, misschien omdat we oud worden en alles vergaat.

9 Als iemand woord voor woord zegt wat je verwacht dat iemand gaat zeggen is dat om te huilen zo grappig

Deze zanger zei: “Ah, Amsterdam, het is koningsdag 2022.” In ons hoofd dachten we erachteraan: Hebben we er een beetje zin in? De man op het podium zei: “Hebben we er een beetje zin in?” En toen dachten wij nog nu gaattie vast niet zeggen dat we ons moeten laten horen, maar het tegendeel was waar want de man schreeuwde “Láat jé hoooreeeen!!” en zette toen Bloed, Zweet en Tranen in. Voor de foto stak hij een duim naar ons op, een innemend gebaar van een innemende man.

10 Een sfeer kan je dusdanig tot een plek aantrekken dat het energie en plezier geeft en dat wist je al je hele leven maar het gewoon weer eens voelen blijft onverklaarbaar magisch

‘A Volo’, een prettige zaak voor koffie en pizza en andere Italiaanse producten wordt gerund door een aardige Italiaanse ondernemer waarvan we in een interview ooit lazen dat hij Napels is ontvlucht uit angst voor de Camorra. Deze levenslustige gozer heeft zoveel mensen om hem heen verzameld hier dat A Volo ook met Koningsdag een soort levensplezier uitstraalde. Mensen stonden oprecht en hard te dansen, er werd veel limoncello gedronken en de dj stond met een joint in de mond geweldig te draaien. Dit klinkt nu we het zo opschrijven helemaal niet goed, maar de sfeer was die van levenslust en plezier en we wilden er best een tijd in blijven hangen en wanneer heb je dat nou ergens? Nou ja, best vaak, maar het was toch fijn om te merken en even bij stil te staan. 

(Tot slot nog enkele foto’s die we kennelijk ook nog hebben genomen)

Ober er waren mij great vibes beloofd

Plezier gehad van hoe niet-Feng Shui deze jongens waren gaan zitten met hun spullen